Wind mee, storm tegen

Begin februari, kort na de vorige editie van de Twiskemolenloop, had ik zowaar loopvriend Peter kunnen strikken voor de laatste aflevering van de huidige serie van vijf TML’s. De half-grappend geopperde suggestie om samen met mij de 10 Engelse mijlen te gaan aanvallen, viel veel sneller dan ik verwacht had in vruchtbare aarde. Dit zou voor hem een laatste, zeer serieuze training zijn, voorafgaand aan zijn halve marathon bij de CPC in Den Haag exact een week later. Die bleek uiteindelijk door nog zwaardere luchtverplaatsingen reeds voor aanvang te zijn weggewaaid, maar dat terzijde. Na die overeenstemming hadden wij meerdere keren appcontact, waarbij ik niet naliet te wijzen op het risico van minder goede weersomstandigheden, die in de Twiskepolder direct een verschil van dag of nacht kunnen maken. Vooral een krachtige zuidwestenwind zou het verhapstukken van die 16,1 km tot een flink zware dobber maken. En in dat redelijk open recreatiegebied is de combinatie van wind met forse regenval helemaal een pretbederver.

Toen de dag-u naderde bleek mijn ongerustheid niet voor de kat z’n viool geweest te zijn. Er zou een windkracht 5 of 6 uit die vermaledijde zuidwesthoek komen en de diverse regenradars voorzagen niets anders dan voortdurende neerslag. Maar wie A zegt moet ook B roepen, met andere woorden, stormen noch zondvloeden konden ons ervan weerhouden de reis naar het Waterland (is de naam hier wel een voorteken?) te aanvaarden. Ik pikte mijn loopmaatje op bij het station in mijn woonplaats en gezamenlijk reden wij naar Landsmeer. Als morele opkikker vooraf had ik de snelle Newgrassmuziek van de helaas al overleden dobrovirtuoos Mike Auldridge en zijn kornuiten opgezet. Zo luisterden wij tussen de gesprekken door ter inspiratie o.a. naar ‘8 more miles to Landsmeer’, ‘Waterland Country’ en ‘Run, don’t walk’*.

Zoals gezegd regende het flink en de renkleding en -schoenen kregen tijdens het stukje wandelen naar de atletiekbaan al het nodige te verduren. Wij arriveerden daar lekker bijtijds en hadden vlug het benodigde papiertje met chip te pakken. Na het afwerken van de noodzakelijke voorbereidingen stonden we ruim een half uur vóór het startschot in onze geavanceerde Action-ponchootjes buiten in weer en wind. Wij hebben dus moderne spullen maar zagen toch nog zeker een tweetal mannen dat zweert bij de traditionele KOMO-jas. Authentiek zou je kunnen zeggen maar heden-ten-dage toch ook wel lichtelijk archaïsch. Enfin, ieder zijn meug. Verscholen onder onze Action-attributen hobbelden we de twee rondjes die ik traditioneel als opwarming rondom een van de voetbalvelden over het sportpark afleg. Mij viel op dat Peter’s plastic velletje onder invloed van de wind mooie muziek maakte. Van die van mij kwam volgens mijn oren geen noemenswaardig geluid. Na een tweede en laatste bezoek aan Kamer 100 en wat ultieme vastmaak- en opwarmoefeningen togen wij door de modderpoel die men daar gravelbaan noemt en het met een grasmat bedekte middenterrein naar de start. Daar doken trouwens ineens verrassend veel medeparticipanten op. Naar het zich liet aanzien meer dan normaliter en zeker meer dan je op zo’n kletsnatte, winderige zondagochtend zou verwachten.

De toegangspoort op een wat weer betreft betere dag

Onderdeel van de WhatsAppbesprekingen vooraf was uiteraard ook de te volgen tactiek. Omdat Peter niet overdreven veel getraind had de laatste tijd en ik mij tegenwoordig het prettigst voel bij een dergelijke snelheid, waren we rond de 10 per uur, ergo iets in de buurt van 6 minuten de kilometer overeengekomen. Wij moesten bij aanvang er daarom vooral voor waken om met de snellere lopers vóór ons mee te gaan huppelen. Vanwege de eerder geschetste, waterige ondergrond waarop wij de eerste honderden meters dienden af te leggen, vormde dat deze keer zowaar geen probleem. Juist de baan achter ons gelaten hebbende en nog op het sportpark richting de polder, vonden wij aansluiting bij een Brabants gezelschap dat ongeveer het door ons gewenste tempo voerde. Het leek mijn kornuit bij deze weersomstandigheden sowieso verstandig om in een groepje te gaan lopen, dus wij voegden de daad bij die overweging. Direct het park af, op het eerste stuk Luyendijkje dat Landsmeer met Het Twiske verbindt, kregen wij een voorproefje van wat ons te wachten stond. Weliswaar duwde die zuidwester kracht 6 hier vooral opzij en van achteren tegen ons aan, toch werden wij ons direct gewaar van diens kracht. Dat zou verderop op het parcours wat worden, zo verzekerde ik mijn makker. Een eveneens eerder vastgelegde taakverdeling, was gidswerk voor uw verteller en de haasklus voor Meneer de Haas, die altijd graag als haantje-de-voorste rent. Omdat wij ons vooralsnog in het kielzog van de Brabo’s genesteld hadden, bleef die laatste taak even liggen tot een later tijdstip.

Ondergetekende was wél van meet af aan erg actief met zijn opdracht. Zo kondigde ik geregeld de naderende bruggetjes aan. Achteraf gezien was dit een zinloze bezigheid, want zelfs een edele viervoeter met een heel beperkt gezichtsvermogen kon die houten wateroverspanningen met gemak zien aankomen. Al direct hadden wij mondeling contact met de lieden uit het ‘zonnige zuden’ en vooral de dame die zich direct vóór ons voortbewoog, liet zich niet onbetuigd. Zo hadden wij volgens haar met opzet haar brede rug opgezocht om een beetje uit de wind te kunnen lopen. Dat was echter volledig bezijden de waarheid want in het eerste deel van de race hadden wij die wapper vooral in de rug en hielden wij háár aldus in de luwte. Overwegend windje mee tijdens dat eerste deel, derhalve. Met enige trots kon ik de verblijfplaats van mijn Schotse vriendinnen aankondigen. Vergezeld van de mededeling dat wij in een later stadium, als wij de Stootersplas geheel gerond hadden, een tweede keer erlangs zouden zeilen. Die grote watermassa diende zich een stukje verderop aan. Donkergrijs was de kleur van het water en de golven die met kracht tegen de kant klotsten waarlangs wij liepen, hadden heuse schuimkoppen. Al die tijd renden we keurig rond de 10/uur en zaten we derhalve netjes op schema.

Golfslag op het water

Bijtijds maakte ik gewag van de aankomende drankpost en de direct daaropvolgende haakse bocht naar links. Behalve uw chroniqueur hield het hele pelotonnetje halt om een of meerdere bekertjes warm, dan wel koud vocht tot zich te nemen. Ik dribbelde rustig verder en nam een paar slokken water uit mijn fles, in afwachting van de terugkeer van mijn entourage. Die was spoedig weer aangesloten en wij gingen lustig verder op ons pad met de wind nog immer vooral in de rug. De snelheid bleef heel constant volgens schema maar blijkbaar vond Peter even later dat het tijd werd om enigermate te accelereren. Want hij stak ineens voorbij onze Brabantse hazen en ging ervandoor. Ik kon uiteraard niet anders dan volgen en bijgevolg moest ik eveneens extra in de hoeven. Zo naderden wij het voorlopige einde van de taiga zijnde het beboomde gebied. Na het voorzichtig nemen van twee spekgladde veeroosters en het voorbijsteken van een rijzige halvemarathonloopster, betraden wij de toendra, zo u wilt de boomloze steppe van Centraal-Waterland. Zoals ik voordien al meerdere keren met klem had benadrukt, het was nu uit met het luie lopen. Geen ‘Summertime and the running is easy’** meer. Nee, het spel ging hier echt op de wagen, er moest ernstig gebikkeld gaan worden. Na het tweede veerooster leidde de route scherp linksaf en weldra beukte de wind van opzij, maar nu schuin van voren tegen ons aan. En let wel, de neerslag viel nog steeds gestaag. Aan het einde van dat stuk pad, als wij pal tegen de wind in gingen draaien, zou de tegenwerking van de luchtmassa’s nog een stuk heviger worden.

Voor wij daar arriveerden, kwam de rapste Brabander, die ons al eerder vooruitgesneld was, ineens op zijn schreden teruggekeerd om een paar van de achterop geraakte makkers op te halen. Na een paar flauwe bochten, bij elkaar een soort chicane vormend, werd het over een lengte van circa anderhalve kilometer echt, maar dan ook serieus menens. Wij kregen de wind, die hier werkelijk als twee druppels water op een storm leek, pal van voren. Het was nu hoofd omlaag en harken, vechten om vooruit te komen. Peter, iets kleiner van stuk, had daar een tikkeltje minder moeite mee dan ik en wij raakten enigszins los van elkaar. Het was op dit loodzware deel van het parcours ieder voor zich tegen de elementen. Bij het oprapen van een kleine seniorloopster had mijn strijdmakker zowaar adem over om een piepkleine woordenwisseling met haar aan te gaan. Ikzelf had echt alle zuurstof nodig om nog enigermate weerstand te kunnen bieden aan die enorme krachten die uit alle macht poogden om ons achteruit te duwen. En dan had de speaker van dienst voor aanvang nog wel geroepen dat het in ieder geval zuurstofrijk loopweer was. Mijn regenjas, althans de capuchon daarvan, zorgde voor een extra verzwaring door voortdurend als een spinakerzeil op te bollen en zodoende nog eens wat extra luchtweerstand te veroorzaken. Dit bezorgde mij de toegevoegde taak het stukje textiel telkens weer onder de kraag terug te duwen. Een schier hopeloze bezigheid, want Aeolus bleek er wel schik in te hebben het hoofddekseltje telkenmale tevoorschijn te toveren en te laten opbollen. Toch kwamen wij stap voor stap verder en na een paar windstoten, die mij in ieder geval vrijwel tot stilstand dwongen, bereikten wij ten langen leste het einde van de boomloze vlakte en daarmee de beschutting van het hoge groen.

Peters finish

Zodra ik weer genoeg adem had en hernieuwd naast Peter was neergestreken vroeg ik hem: ‘En, heb ik te veel gezegd? Hij kon vanzelfsprekend niet anders dan mijn eerdere lezing bevestigen. Over de negende kilometer had ondergetekende, in ieder geval volgens Garmin, 6:46 minuten gedaan. Bewijs genoeg, dunkt mij, dat het bikkelen geweest was en niets anders. De seniorloopster kon nog korte tijd met ons oplopen, maar moest vervolgens toch lossen. Verder was het gecombineerde groepje van bloggers en Brabanders weer bij elkaar. Die hereniging duurde slechts een ruime 1000 meters,want toen kwam de tweede verversingspost. Daar hielden de meesten halt om bij te tanken. Ik liep net als bij de vorige pleisterplaats met een lagere snelheid rustig verder in afwachting van Peter’s aansluiting. Die vond al rap plaats. Wij hadden nu een beschut deel, wat ons de gelegenheid gaf zowel te recupereren alsook om weer terug te gaan richting onze streefsnelheid. Wel was er ook hier een enkel stukje pad waarop wij vol tegen de wind moesten opboksen. Na een enerverende omloop van zo’n 8 km om de Stootersplas en aanpalende wateren en na 12 km in totaal, passeerden wij voor de tweede keer de plek waar de ‘bonnie lasses from Caledonia’ hun domicilie hebben. Nu weer even flink voortgeduwd door de woeste wind. Ik moest onwillekeurig terugdenken aan die keer onlangs toen mij boven op een brug over het kanaal hetzelfde overkwam en ik mijn benen als een bezetene moest laten rondgaan om de rest van mijn lichaam te laten bijbenen. Anders was ik bekant van de sokken geblazen. Zo ver kwam het toen en ook hier gelukkig niet en na die knokpartij aan de noordwestzijde was het best prettig tijdelijk een steuntje in de rug te krijgen.

Mijn binnenkomst

Een bocht en een brug verder was die steun alweer verleden tijd, want in het opnieuw open terrein aan de zuidoostkant had Aeolus andermaal vrij spel. Om te beginnen blies hij dwars door mijn schoenen heen en plotsklaps voelde ik mijn voeten koud worden. Schoeisel en sokken waren tenslotte kleddernat. Bij iedere bocht en richtingsverandering was de situatie anders en met onderhand behoorlijk vermoeide benen waren wij een speelbal van de storm. Voor mijn gevoel werd het nu werkelijk harken en vechten tegen de elementen. De 10/uur haalden wij helaas niet meer. Pluvius en Aeolus hadden ongetwijfeld veel plezier maar die laatste drie kilometers werden, althans voor mij, een ware lijdensweg. ‘Killing us harshly with their strength’***, zou een aardige titel zijn voor een verhalend lied over deze roerige episode. Als we even door de luwte bij de bomen gingen was dat slechts een stilte voor de telkens terugkerende storm. Het was werkelijk bijna hangen en wurgen tegen de klippen op. Met name het korte stuk recht op de Twiskemolen af, was moordend. Als ik daar maar eenmaal de bocht naar links om kon en het laatste stukje Luyendijkje op, zou het allerergste leed geleden zijn, zo sprak ik mijzelf moed in. Peter liep al enige tijd een stukje vóór mij en het lukte mij niet meer om hem nog helemaal bij te sloffen. Het leek daar wel vechten tegen de bierkaai en hoe we het flikten is mij nog steeds een raadsel maar we kwamen uiteindelijk waar we wezen moesten. Vanwege het prutweer was er op deze plek uiteraard niet zoals gebruikelijk een plaatjesschietende fotograaf te bekennen. Heel veel respect had ik voor de drie vrijwillige dames die aan het einde in de winderige bocht naar het sportpark ons de weg stonden te wijzen. Die moeten goed winddicht gekleed geweest zijn. Bij mijn negenentwintigste keer aldaar wist ik de weg gelukkig blindelings te vinden.

Weer duwde de wind ons korte tijd voort, nu direct naar de atletiekbaan en de verlangde eindstreep. Het AC Waterlandterrein lag er bijkans verlaten bij. Logisch, het was weer om mens noch dier naar buiten te sturen. Peter had mij inmiddels definitief zijn hielen laten zien en ik poogde slechts om zo goed als mogelijk de modderpoel door te komen en eventuele ultieme belagers van mij af te houden. Er bleek geen enkele renner kort achter mij te zitten, dus had ik tijd een blik op mijn horloge te werpen. Daaruit concludeerde ik dat binnenkomen onder de 1:40 uur niet meer tot de reële mogelijkheden behoorde. Ergo, ik hoefde mij niet meer uit de naad te gaan sprinten. Naar verluid heb ik op de laatste 286 meters die ik volgens mijn chrono aflegde, wel een uursnelheid van 10,62 weten te bereiken. En daarmee toch nog een allerlaatste restje brandstof in de tank kunnen aanspreken. Dat zorgde ervoor dat ik in 1:40:39 over de meet kwam. Daarmee voltooide ik mijn twintigste 10 Engelse mijlenloop (11 maal TML, 9 maal DtD) en scoorde ik mijn op-een-na langzaamste tijd over deze afstand. Me dunkt dat ik in het afgelopen verhaal genoeg excuses bij elkaar heb verzonnen om dat bijna-dieptepunt te rechtvaardigen. De gebruikelijke drie uitwandelrondjes lieten wij om overduidelijke redenen maar voor wat ze waren en ik snelde naar het dichtstbijzijnde loket. Ik wilde vanzelfsprekend niet te laat komen om het felbegeerde Twiskemolenloop-herinneringsshirt binnen te halen. En ik wenste voor mijn privéhaas een medaille aanschaffen. Want die had hij, alleen al door opnieuw de reis vanuit de verre Zuid-Hollandse kaasstad te maken, zonder twijfel meer dan verdiend. En ik had toevallig even niet genoeg contanten voorhanden om zijn honorarium in klinkende munt te voldoen, dus ik moest toch wat.

Het felbegeerde shirt

Na een paar bekers warme thee en wat napraten met onze inmiddels ook gefinishte Brabantse loopvrinden, zochten wij fluks de droge en warme kleedkamer op. Daar ging Peter een beetje mediteren en moegestreden ik mij in traag tempo van de loodzware, doornatte kleding ontdoen. Een renner die naast mij was neergestreken merkte op dat wij het toch maar weer gered hadden en dat de ondergane ontberingen borg zouden staan voor een hele berg sterke verhalen. Ook benadrukte hij heel nadrukkelijk het rustieke en authentieke karakter van de naastgelegen atletiekbaan c.q. modderpoel, alsof hij die wilde verdedigen. Ik hoop trouwens van harte dat ik met bovenstaand relaas de sage smeuïg genoeg heb opgediend. Geheel tegen mijn gewoonte in, dirigeerde ik Peter daarna naar de verenigingskantine. Alwaar wij onder het genot van een bakkie plaatselijke pleur en een broodje de afgelopen uren nog eens uitgebreid de revue lieten passeren. Op punt staand dit etablissement te verlaten zagen wij de rijzige loopster die wij eerder die ochtend voorbijgestoken waren, als allerlaatste de baan opkomen en de eindstreep overschrijden. Daarna werd het de hoogste tijd om met behoorlijke stijve ledematen door de nog immer vallende regendruppels naar mijn auto te banjeren. Met opnieuw de muziek van Mike Auldridge uit de autoluidsprekers, zochten wij de zuidkant van het IJ op. Ik wist Peter exact op tijd af te leveren bij het NS-station zodat hij middels een machtige, ultieme versnelling zijn trein naar huis kon halen. Daarmee kwam een einde aan een opnieuw zeer succesvolle en memorabele samenloop en deze keer dito samenwerking in de strijd tegen de weergoden. Dat wij maar zeer spoedig op herhaling mogen gaan!

*/**/*** Ik heb hier flink misbruik gemaakt van mijn dichterlijke vrijheid want de correcte titels zijn, zoals in de YouTube-filmpjes te zien is: ‘8 more miles to Louisville’, ‘Panhandle Country’, ‘Walk don’t run’ en ‘Killing me softly with his song’. Bij ‘Summertime’ hoort vanzelfsprekend onlosmakelijk de zinsnede ‘and the LIVING is easy’.

Het verhaal van Peter

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.

Maak een gratis website of blog op WordPress.com.

Omhoog ↑

Klein, dapper en snel

Froukje haalt de finish wel!

Tobatleet

Levensloop en Levenswandel

sportlifecrisis

"Sport, ik wil er veel voor doen maar niets voor laten"